Diabetes mellitus wordt onderverdeeld naargelang de oorzaak. De twee grootste groepen zijn de type 1 en type 2. Type 1 diabetes wordt gekenmerkt door de vernietiging van de cellen in de alvleesklier die verantwoordelijk zijn voor de insuline productie. Wanneer deze cellen zijn vernietigd, kan men geen insuline meer aanmmaken en is men genoodzaakt om insuline in te spuiten om het suikergehalte onder controle te houden.
Type 1 diabetes treedt over het algemeen op jongere leeftijd op dan type 2. Men kan de diagnose stellen door het bepalen van bepaalde antilichamen. Dit zijn stoffen die door het immuunsysteem aangemaakt worden en die gericht zijn tegen bepaalde onderdelen van de insuline producerende cellen in de pancreas.
Patiënten met type 1 diabetes mellitus hebben een alvleesklier die geen insuline meer aanmaakt.
Insuline is nodig voor de opname van glucose uit het bloed door de lichaamscellen. Wanneer insuline helemaal ontbreekt, zal de suikerspiegel stijgen boven hetgeen als normaal wordt beschouwd. Dit kan erg gevaarlijk zijn.
Wanneer er geen insuline meer wordt aangemaakt, zal de lever overgaan tot de productie van ketonlichamen. Deze ketonlichamen zullen leiden tot verzuring van het bloed. Bovendien zal de toegenomen bloedsuikerwaarde ervoor zorgen dat de nierfunctie achteruit gaat (acute nierinsufficiëntie) waardoor er nog meer verzuring optreedt.
Patiënten met type 1 diabetes hebben een absolute noodzaak om insuline in te spuiten.
Patiënten met type 1 diabetes kunnen niet behandeld worden met pilletjes. Ze moeten meermaals per dag de bloedsuikerwaarde meten en insuline subcutaan injecteren. Insuline wordt ingespoten met behulp van een insulinepen. Er bestaan wegwerp pennen maar ook navulbare insulinepennen. Sommige patiënten met type 1 diabetes komen ook in aanmerking voor een insulinepompje, dit vervangt de spuiten.