De schildklier is een klein orgaan in de hals dat instaat voor de aanmaak van schildklierhormoon. Het schildklierhormoon bepaalt de snelheid van het metabolisme. Wanneer de schildklier te snel werkt spreken we van hyperthyroïdie, symptomen zijn dan: hartkloppingen, warmteopwellingen, diarree, zweten, nerveus zijn, vermageren, enz.
Werkt de schildklier te traag, dan spreken we van hypothyroïdie. In dat geval bestaan de klachten vaak uit: vermoeidheid, toename van het gewicht, droge huid, haaruitval, snel kou hebben, constipatie, enz.
Behalve een te snel of te traag ritme kan de schildklier ook afwijkingen vertonen in de vorm. De schildklier kan te groot zijn, dan spreken we van een goitre, krop of een struma. Zo'n struma kan soms zo groot worden dat er druk optreedt in de hals met ademhalings- of slikmoeilijkheden. De schildklier kan ook nodules (bolletjes) bevatten die kwaadaardig kunnen worden. De vorm en het uitzicht van de schildklier worden bekeken met echografie.
.
De schildklier is een klein orgaan dat zich vooraan in de hals bevindt. De schildklier bestaat uit een linkerlob en een rechterlob die met elkaar verbonden zijn door de isthmus.
De schildklier neemt jodium op om hiermee de schildklierhormonen T3 en T4 te maken. Het T4 is op zich niet actief. Het T4 wordt door de lichaamscellen omgezet tot het biologisch actieve T3.
De schildklier bevat ook C-cellen, deze cellen produceren calcitonine dat mee instaat voor het calciumgehalte in het bloed.
De schildklier bestaat uit een rechter en een linkerlob en weegt bij de volwassenen om en bij de 20 gram. Elke schildklierlob meet ongeveer 4 tot 7 cm en is tot 2 cm dik.
De schildklier staat onder de controle van de hypofyse (een klein kliertje onderaan de hersenen). De hypofyse staat zelf nog eens onder controle van de hypothalamus (een regio in de hersenen).
De hypothalamus produceert TRH (thyrotropin releasing hormone) dat de hypofyse zal stimuleren om op zijn beurt TSH (thyroid stimulating hormone) te produceren. Het TSH zal vervolgens de schildklier aanzetten tot het produceren en vrijgeven van de schildklierhormonen T4 (thyroxine) en T3 (triiodothyronine) aan de bloedbaan.
Er wordt veel meer T4 dan T3 aangemaakt door de schildklier. T4 is echter biologisch niet actief. T4 wordt door de lichaamscellen omgezet tot het actieve T3.
De schildklierhormonen T3 en T4 zullen ter hoogte van de hypothalamus en hypofyse de vrijstelling van respectievelijk TRH en TSH afremmen. Men noemt dit systeem van regulatie ook wel negatieve feedback.
Op deze manier houden hypothalamus, hypofyse en de schildklier elkaar dus in balans.
Er zijn aandoeningen waarbij dit regelsysteem wordt doorbroken en er uiteindelijk te veel of te weinig schildklierhormonen worden geproduceerd.
Een endocrinoloog zal twee aspecten van de schildklier beoordelen. Ten eerste wordt er gekeken naar de functie van de schildklier: werkt de schildklier te snel (hyperthyroïdie), te traag (hypothyroïdie) of normaal (euthyroïdie).
Ten tweede zal de endocrinoloog kijken naar de morfologie van de schildklier. Met andere woorden: hoe ziet de schildklier eruit? Is de schildklier klein of eerder te groot (krop)? Zijn er nodules (bolletjes) aanwezig in de schildklier? Zo ja, zien deze schildkliernodules er verdacht uit?
De morfologie van de schildklier heeft niet meteen iets te maken met de functie. Een schildklier die te groot is kan perfect een normale functie hebben. Een schildklier die te snel of te traag werkt kan een perfect normale morfologie hebben.
Indien er een afwijkende schildklierfunctie wordt vastgesteld zal de endocrinoloog eerst nagaan wat de onderliggende reden is van deze afwijking. Nadat de oorzaak wordt bepaald kan de juiste behandeling ingesteld worden.
De morfologie van de schildklier wordt nagekeken met behulp van echografie, een pijnloos onderzoek. Met een echografie van de schildklier kunnen eventuele nodules worden bekeken. Er kan een score worden toegekend aan die nodules. Die score geeft aan of de schildkliernodules er verdacht uitzien. Indien dit het geval is zal er verder onderzoek nodig zijn. Ook kan met behulp van echografie de grootte van de schildklier worden bepaald.